Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Rijkswet Noodvoorzieningen Scheepvaart

 

Artikel 17
1
De vergoeding, welke aan de eigenaar en de vruchtgebruiker wordt verleend in geval van eigendomsovergang als bedoeld in artikel 16, zevende lid, dan wel indien het schip vóór het tijdstip, waarop de eigendom overeenkomstig artikel 16, zesde lid, aan Nederland zou zijn overgegaan, verloren is gegaan of schade heeft geleden als gevolg van omstandigheden waarin het is geraakt, doordat aan de vordering gevolg is gegeven wordt vastgesteld op de wijze omschreven in artikel 24; op de verlening van deze vergoeding is het bepaalde in de artikelen 11, vijfde lid en 13, tweede en derde lid, van toepassing.
2
In geval van vordering in eigendom is het bepaalde in artikel 12, tweede lid, van toepassing.
3
Onze Minister kan met de eigenaar overeenkomen, dat de krachtens het eerste lid aan deze verschuldigde vergoeding geheel of gedeeltelijk zal worden voldaan door inbetalinggeving van één of meer schepen; artikel 15, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
4
Zolang aan de aanspraak op vergoeding wegens eigendomsovergang niet is voldaan kan Onze Minister het gevorderde schip tot een nader te bepalen bedrag ter voldoening van de aanspraak weder in eigendom overdragen aan degene van wie het schip werd gevorderd. Het bedrag wordt vastgesteld op de wijze, omschreven in artikel 24. Van de overdracht wordt een verklaring opgemaakt, welke indien het een schip als bedoeld in artikel 1, onder b, 1° en 2° betreft, Onze Minister zo spoedig mogelijk doet inschrijven in de openbare registers, bedoeld in afdeling 2 van titel 1 van Boek 3 van het Nederlandse Burgerlijk Wetoek [Tekstcorrectie: ?Wetoek? moet zijn ?Wetboek?], en welke indien het een schip als bedoeld in artikel 1, onder b, 3°, 4°, 5° en 6° betreft, wordt overgeschreven in het scheepsregister, waarin het schip teboekstaat. Artikel 15, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
5
De op het schip bevoorrechte inschulden, bestaande op het tijdstip van de vordering in eigendom, zijn bevoorrecht op de vergoeding aan de eigenaar, bedoeld in het eerste lid, zolang deze vergoeding verschuldigd is; indien het schip met hypotheek is belast, heeft de hypothecaire schuldeiser tot het bedrag van zijn hypothecaire inschrijving pandrecht op de vergoeding aan de eigenaar, bedoeld in het eerste lid, zolang deze vergoeding verschuldigd is. De inschulden waarvoor krachtens de vorige zin een voorrecht of een pandrecht geldt, zijn op de vergoedingen aan de eigenaar bij voorrang boven alle inschulden uit anderen hoofde verhaalbaar; hun onderlinge rangorde wordt bepaald door de volgorde waarin zij vóór de vordering op het schip verhaalbaar waren.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •